afb.
Riet van de Haterd-van Grunsven, geboren 6 september 1918, was in de oorlog ondergronds verzetsstrijder. Zij was de oudste van een gezin, waarvan vader als schutter en wapenliefhebber voor haar later een voorbeeld betekende. Vanaf de eerste meidagen in 1940 raakte zij betrokken bij de oorlog. Achteraf klinken dergelijke verhalen romantisch. De strekking van Riet's verhaal laat daar weinig ruimte voor. De gevolgen van haar soms blindelingse inzet moest zij met een gedeeltelijke verlamming van haar onderlichaam bekopen. Op één van haar tochten door de waterlinie heeft zij te lang in de vrieskou vastgezeten. ,IJsblok' of ,Trubbel' waren haar codenamen, typerend voor haar optreden. Ons woonhuis lag afgelegen buiten Geffen. Voor geheimzinnige zaken buitengewoon ideaal. In het achterhuis was een zolder gemaakt voor een schuilplaats, rustend op wilgentakken. Daarover lag hooi, zodanig dat er een holte overbleef voor een vluchtpoging. Buiten tussen twee houtwallen was ook een schuilplaats ingericht. Onderduikers waren oud-militairen, die in verzet tegen de Duitse wetgeving raakten en daardoor bijna betrapt werden. Natuurlijk vaak gezochte figuren met bestuurlijke functies en principiële zakenlui. Van alles feitelijk. Vader was geen boer, maar hij had wel kippen en een koe en soms een varken. Een kleine aannemer met wat land om het huis, die zich in de oorlog zelf kon bedruipen. De eerste keer dat ze hem betrapten zat ie in de kelder. Plotseling stond er inspectie in de keuken. Ze schoven wat tegels opzij die net vóór de kast met munitie lagen. Vlak erbij waren twee dozen met correspondentie weggestopt, één van de Landelijke Knokploeg (LKP), en de ander met privé-correspondentie. Laten ze nou precies die laatste doos pakken. De ander bleef onaangeroerd. SlaapmiddelHet gebeurde in de meidagen dat ik een opdracht kreeg van Veenman van het Nederlandse leger. De tocht ging naar fort Asperen, waar legeronderdelen teruggetrokken waren. Heimelijk te voet, langs de Maas, door de Duitse linies, lag je bij wijze van spreken constant onder vuur. Wat voor de een opwindend leek, was het voor mij helemaal niet. Je werkte alleen, niet in een ploeg, dat was te gevaarlijk. Het werk bestond uit vervoer van medicamenten naar de eigen noordelijk gelegen troepen. Je zorgde voor voedselbonnen. Een paar keer heb ik gedetineerden bevrijd die vast zaten in Mariënhof in Vught en Kamp St. Michielsgestel. Het waren verzetsstrijders die door de Sicherheits Dienst gearresteerd waren omdat ze sabotage hadden gepleegd. Aan zo'n bevrijding gaat een vreselijke voorbereiding vooraf. Het is millimeterwerk tot op de seconde. Je onderzoekt de bewaking, de verbindingen naar buiten, waar zit het alarm en wanneer loopt men er waakronden. Je schat in of je met meer mensen kunt opereren en al zulke dingen meer. September '44 kreeg ik opdracht twee terdoodveroordeelden uit Mariënhof te bevrijden. Ze waren onterecht beschuldigd dat ze een spoorlijn hadden opgeblazen. Ze zaten in een dodencel. Ik kleedde me in een verpleegstersuniform. Achter twee kromme vingers die ik eerder bij een achtervolging gebroken had, ging precies een 635 mm revolver schuil. Door oefening had ik met dat mankement leren leven.De Duitse wacht gaf ik een fles wijn met een slaapmiddel. God zegene de greep dat ik de sleutel van de cel vond. Je gaf je ogen goed de kost. Toen ik de deur ontsloten had en binnenstond liet ik de slip van mijn jasschort tussen de deur hangen, anders viel die weer in het slot. Zo hebben ze kunnen ontsnappen. Ik gaf ze een adres in de Taalstraat, waar ze konden onderduiken. De één, een priester, heeft me later getrouwd. Instructies kreeg je van Carel van de Donck van de RVV, of van de OD, de Ondergrondse Dienst met Jan de Swart aan het hoofd. Lid waren ondermeer Henk Koning, Ad Benne, Harrie Roelands, Daan en Klaas Gielen en de jonge studenten Duyx en Trimbos. Het waren harde werkers die met alles op de hoogte waren. Het gebouw van Waterschap de Aa in de Postelstraat was een coördinatiepunt voor de verschillende posten in de stad. In het Groot Ziekengasthuis was op een dag tekort aan medicamenten. Ik moest in het stafkwartier van | 65 |
luitenant-generaal Friedrich Neumann polshoogte gaan nemen. De Duitsers zaten op het landgoed ,Hei en Wei' tegenover glasfabriek Vigor op de weg naar Heesch. In het ziekenhuis lagen Duitse gewonden en manschappen, maar daar trok Neumann zich niets van aan. Door hem te informeren trachtte ik nieuwe voorraad los te krijgen. Ondertussen nam ik de situatie binnen en in de omgeving van het klooster goed op. Je lette op het aantal manschappen, de opstelling, het afweergeschut en of ze veel munitie in voorraad hadden. De stemming onder de troepen was ook belangrijk om te weten. Kort daarop begonnen de zware gevechten om Nuland, Rosmalen en Den Bosch. Vóór ze de Groenstraat bereikten hadden ze al verloren. Intussen zochten wij kontakt met onze Engelse bevrijders in Oss, Heeswijk en Berlicum. Mede met die uitwisseling van informatie trokken de soldaten van de 53rd Welsh Division geleidelijk aan langs de spoorlijn en via de rijksweg op naar Den Bosch. | 66 |
Luc van Gent, October 1944 : Den Bosch Bevochten en bevrijd (1989) 25